Toekomst
In een middernachtelijk uur had ik een droom. Het was een vreemde droom, vol van melancholie, van eenvoud en waarheid.
God kwam naar mij en sprak :"Gaat heen in de wereld en zoek mij een ware gelovige, een enkel mens die in Mij gelooft". Zachtmoedig wees Hij mij de weg en wees in de richting van de wereld. Een ronde aardbol ver beneden, waar de diverse werelddelen slechts klein en vaag afgetekend waren. Een wereld die van een verre afstand gezien mooi was, gekleurd en warm.
Vele jaren lang reisde ik de wereld af, op zoek naar dat ene mens, die ene verloren zoon, om hem terug te brengen naar zijn Vaders Huis. Ik was bij vele mensen, ontmoette vele gezichten. Blij en vrolijk, koudvochtig en egoistisch, vriendelijk en liefdevol, maar allen waren zij koud en leeg. Hun Geest en ziel hadden hun reeds lang verlaten.
Maar op een dag, ver van de bewoonde wereld, ontmoette ik een oude man. Grijs, gebogen, getekend door het leven. Zijn gerimpelde gezicht glimlachte mij toe en zijn oude, beverige hand reikte mij een vale, kleurloze bijbel die zo op het eerste gezicht zo uit elkaar zou kunnen vallen.
En toen ik de bijbel open deed, waaide mij een zachte bries tegemoet, en de geur van voorjaarsbloemen prikkelde mijn neus. En terwijl ik mij dieper boog om de vaal geworden, versleten woorden te kunnen lezen, hoorde ik het ruisende vleugels naderkomen en een witte duif zette zich op mijn schouder, en ik las in het Boek Ezechiel (12:26/28) :
"Mensenkind, zie, het gezicht dat gij schouwt, heeft betrekking op een verre toekomst, en hij profeteert aangaande verre tijden. Daarom zeg tot hen : zo zegt de Here : geen van Mijn woorden zal nog langer woorden uitgesteld. Het Woord, dat Ik spreken zal, zal in vervulling gaan, luidt het woord van Here, Here".
En terwijl de duif op mijn schouder zijn vleugels opende om zijn eenzame weg te vervolgen en ik een traan zag blinken in de ogen van de oude man die mij doordringend aanschouwde, begreep ik wat tot mij werd gezegd en deemoedig boog ik het hoofd.
Toen ik de volgende morgen wakker werd, scheen mij de zon tegemoet en de vogels zongen hun juichend ochtendlied. Ik kleedde mij aan en spoedde mij naar mijn werk. Maar toen ik mijn weg vervolgde langs het stille bospad, hoorde ik achter mij een zachte tred. Toen ik omkeek, was het of een oud, rimpelig gelaat mij bemoedigend toekeek en ik werd vervuld met de wetenschap, dat mijn toekomst vanaf heden anders zou zijn.
Een toekomst, in dienst het leven en de toekomst, voor de mens en zijn ziel, een toekomst in het Licht van mijn Vader ,zijn Zoon en de Heilige Geest.